Scannen om vijf voor twaalf

Yes, you scan. ‘Yes, you scan!” zag ik vaak in de tram. Scan je bus/tramkaart.

Yes, they scan. Dat heb ik vandaag weer gevoeld. Van boven tot onder, van binnen tot buiten en in nog allerhande richtingen, in het ziekenhuis, met PET. Vooraf eten en, behalve water, drinken is verboden. Rustend afwachten op een bed is geboden.

Vijf voor twaalf ver voorbij en grommend van de honger, snakkend naar warme sterke koffie, zak ik weg op het busstoeltje in twee maal 90° hoek. In mijn hoofd schrijf ik mijn volgende blog. In mijn buik blijft het grommen en veel later dan vijf voor twaalf leg ik eerst het gegrom het zwijgen op, spoel het door met straffe koffie en open weer mijn Woordenrijk.
Daar zet ik vooral de pennenvruchten van de academie, waar ik les volg neer. Mijn woorden scannen voor eigen amusement aldaar is niet verboden. Van flierefluiters, over gepretendeerde monologen, spannende (?) verhalen, tot gedichtenpogingen en wat nog volgt.

Amuseert u zich vooral 😊

De DaVinci code krijg ik vrijdag te horen.

foto’s: De Lijn, van de campagne in 2017; de klok: in het ziekenhuis tegen de muur; DaVinci: de gang naar de dienst ‘Nucleaire geneeskunde’ (Sint-Augustinusziekenhuis Wilrijk)

Flierefluiter op de dijk

Af en toe zet ik het resultaat van een oefening - na feedback* - van de academie hier neer.
Niets is echt helemaal waar, noch helemaal onwaar...
*wegens ziekte docent, geen les gehad, dus mag u de feedback doen 😉

De opdracht was – enkele weken geleden – een tekst te schrijven met volgende situatie: een bankje op de dijk, waar iemand zit en er komt iemand anders bijzitten. Wat gebeurt er dan? Twee maal: alwetend perspectief en ik-perspectief. Elk in maximum 300 woorden. Het ik-perspectief houd ik u nog te goed. Het alwetend was te gretig, aldus hier haar verhaal:

De man, op de dijkrand balancerend, slaat doelbewust de bankjes gade. Nonchalant wandelt hij naar het bankje waar een jonge vrouw zit te genieten van haar laatste uurtje zeegroen uitzicht, haar rugzak onder de bank gedeponeerd, voor ze terug naar huis treint.

Gespeeld verbaasd blijft hij voor haar staan en roept uit: “My God, is that you?” Hij ploft naast haar neer en ratelt verder, zichzelf Brit wanend. Ze herkent dat zangerig accent van haar eigen roots en dat verraadt hem. Hij zit dichtbij waardoor zij hem haar rug toont en zo blijft zitten. Hij stapt niet op. Integendeel, hij schuift dichterbij, flirtend, denkend dat het aanslaat. Van lieverlee zet de vrouw zich weer recht maar schuift twee-handen-breed verder weg.

Ze besluit, tegen beter weten in, hem een kans te geven. Ze vraagt hem in het Nederlands over wie hij het heeft. Van verbazing – in zijn arrogantie beseft hij niet dat er intelligente vrouwen bestaan – begint hij in het Nederlands, overschakelend op Engels, hopend dat hij de situatie kan redden. Zwetend zoekt hij naar woorden terwijl hij denkt dat dat mannelijk, ergo aantrekkelijk is, zeker tezamen met die schuurpapieren wangen. Ze gebiedt hem in het Vlaams verder te gaan. Het venijn in haar stem valt hem natuurlijk niet op.

In een volgend cliché uit zijn arsenaal over hoe ze eruit ziet, een reistypetje, hoopt hij alsnog haar voor zich te winnen. Ware het niet dat een voorbij huppelend kind hem doorheeft en zijn papa luidkeels op de ruzie wijst. In een laatste poging zijn gezicht te redden, pseudo-grapt hij; “Maken we het goed bij een koffietje?”
De volgende seconde kijkt hij haar na, haar rugzak bengelend over haar ene schouder waarbij haar laatste woorden, rood aanlopend uitgeschreeuwd, nazinderen. “Er is geen wij!”

Ze verdwijnt tussen de massa, richting station.

AMK – 30 november 2022