Reis naar Noord-Griekenland – april 1994 – 06

Woensdag, 6 april 1994

Kavala is ook prachtig. De Byzantijnse citadel staat stoer op de top van de stad en er vertrekt het aquaduct  door de Turken gebouwd. We willen de citadel bezoeken. Ik vraag aan iedereen in de buurt wie de sleutel heeft.  Wanneer ik het huis van de sleutelbewaarder gevonden heb, blijkt die man niet thuis te zijn. We kunnen door een spleetje tussen de deur en de muur toch nog zien dat het zeer indrukwekkend moet geweest zijn.

De Imaret is een groot gebouw, vroeger bestemd voor studenten theologie, maar nu als restaurant-bar ingericht. Het zou oorspronkelijk tot de Egyptische pasja Mehmet Ali behoord hebben en deed dienst als armenhuis. 

Een beetje verder staat het huis van Mehmet Ali. We kunnen er niet binnen maar een verdieping zou behoord hebben tot zijn harem. Het huis is mooi gelegen. Voor zijn huis staat een beeld van hem te paard.

Een fikse regenbui doet ons het nabije kerkje binnenlopen. Daar branden we weer een kaarsje. De koster toont ons waar we de kaarsjes kunnen vinden. Hij stelt vragen; van waar we zijn, wat we komen doen hier en waar ik Grieks heb leren spreken. In de avondschool. We gaan weer verder. Kaló taxídi.

AMK

  • van deze foto vind ik geen nota’s meer. Via Google vind ik op een – prachtige – site over welke kerk het gaat. U vindt veel meer heden-daagse foto’s.

Reis naar Noord-Griekenland – april 1994 – 03

Zondag, 3 april 1994

De volgende dag naar Prespa. Het is inderdaad een hele rit heen. Goed dat we dat niet in het donker gedaan hebben want wat we zien is niet te beschrijven. De natuur is er zo mooi, bergen met besneeuwde toppen en zoveel groen heb ik in Griekenland nog nooit gezien. Als we uitstappen komen kinderen op ons afgelopen om hun vlinders te tonen die ze gevangen hebben. 

Ook de meren zelf zijn zo mooi. We maken een wandeling langs het meer. We gaan verder en verder, ‘tot het volgende hoekje’, en dan is er weer een hoekje en weer een. Ten slotte keren we toch terug. Geen laatste hoekje. Wel een grotspleet waar je doorheen kan lopen.

’s Namiddags gaan we naar Kastoria. Daar ligt ook nog zo’n prachtig meer. Kastoria betekent bever. Plaats waar bevers wonen, maken we ervan. Van wandelen hebben we nu al veel kaas gegeten en we stappen nog enkele uurtjes stevig door. Ik blijf versteld staan van de mooie natuur.

We blijven nog een nacht in Florina.  

AMK

foto bovenaan: Prespa

REIS NAAR NOORD-GRIEKENLAND – april 1994 – 02

Zaterdag, 2 april 1994

Pella, de geboorteplaats van Alexander de Grote (volgens een of andere bron, werd hij geboren op 22 juli, al ben ik daar niet zeker van) en zijn vader Philippus II. De site is mooi en heeft een boeiend museum, met de beroemde mozaïek de ‘Leeuwenjacht’.

De Leeuwenjacht

Dan willen we naar Litochoro rijden, om daar de volgende dag de Olympusberg te verkennen.  Onderweg vinden we een restaurantje waar we ons buikje vol en rond eten voor een laag prijsje.  We zullen zo nog vele restaurantjes vinden waar we lekker eten en vriendelijk onthaald worden.

Onderweg, dicht bij Katerini, houdt de politie ons tegen. Ik waarschuw mijn vriendinnen dat ik ineens geen woord Grieks meer ken.  Met veel gebaren en twee Engelse woorden, komen we erachter dat de weg versperd is door een tractor. Maar er zijn toch twee wegen naar ‘onze’ berg? Ze zijn beiden versperd.  Er moet dus iets meer aan de hand zijn.  We komen er nog wel achter.  We keren terug en rijden naar Edhessa. Daar zijn er prachtige watervallen, door vele Grieken bezocht en bewonderd. Je kan op enkele plaatsen onder de waterval doorlopen, zonder héél nat te worden. En het ijsje smaakt wel, ook al is het niet zo warm.

We willen de volgende dag naar de Prespa-meren, dus rijden we zo ver mogelijk door. Het is al stevig donker aan het worden als ineens het lampje van de benzinetank aanspringt.  We zitten hier nog in het midden van nergens, geen huis te bespeuren.  We rijden maar verder en ineens zien we een pijl “gasoline, unleaded“. Opluchting alom.  De eigenaar van het tankstation raadt ons aan om in Florina te overnachten omdat het tot Prespa bergachtig is en gevaarlijk om in het donker te rijden.  Zo aangeraden, zo gedaan.  We vinden een sympathiek hotelletje, en weeral zulke vriendelijke mensen.

AMK

foto bovenaan: Uit het museum al had ik toen niet genoteerd, wie dit is, maar hij lijkt wel ‘verdacht’ veel op Alexander de Grote.

Over boeken – De onwaarschijnlijke reis van Harold Fry

Einde vorig jaar heb ik mezelf de uitdaging opgelegd om dit jaar 25 boeken te lezen. Op Hebban houd ik alles bij. Dit is het tweede boek van dit jaar.

“De onwaarschijnlijke reis van Harold Fry” heeft me gaandeweg aangegrepen. Wat begon als iets vrolijk humoristisch en cliché – de gewoonte van een veertigjarig huwelijk – liep uit op een diepgaand verhaal waarbij het hoofdpersonage en belangrijke andere personages laagje na laagje afleggen. Ik schreef een korte commentaar op Hebban.

Hieronder kan u het ook lezen:

Een boek over de wandeling van iemands leven. Letterlijk, stap voor stap, meter na meter, kilometer na kilometer. Figuurlijk dat het hoofdpersonage laagje na laagje aflegt en alle ‘wat als’en’ van zijn leven verdwijnen. Wat aanvankelijk een ‘gewoon’ veertigjarig (of iets meer) vastgeroest huwelijk lijkt, is de waarheid over het langs elkaar heen leven veel dieper, schrijnender en pijnlijker. En dat komt de lezer laagje na laagje te weten.

Harold (het hoofdpersonage) maakt alle vormen van pijn mee, zowel fysieke, mentale als emotionele. Wat gebeurt er als alles rondom je weg is? Wanneer je echt helemaal alleen met je naakte zelve bent? Daar gaat dit boek over, althans zo heb ik het begrepen. Bladzijde na bladzijde werd het duidelijker dat in dit boek een menselijk verhaal verteld wordt verweven met andere menselijke verhalen.

Overigens is het vlot geschreven en voor zover ik het kan beoordelen, goed vertaald. Ik ga deze auteur zeker opslaan bij mijn andere favorieten.

AMK

Foto: zelf genomen, boek uit de Bibliotheek Antwerpen geleend. Op Hebban staat de cover van de film, die ik zeker ook nog wil zien.

Flierefluiter op de dijk

Af en toe zet ik het resultaat van een oefening - na feedback* - van de academie hier neer.
Niets is echt helemaal waar, noch helemaal onwaar...
*wegens ziekte docent, geen les gehad, dus mag u de feedback doen 😉

De opdracht was – enkele weken geleden – een tekst te schrijven met volgende situatie: een bankje op de dijk, waar iemand zit en er komt iemand anders bijzitten. Wat gebeurt er dan? Twee maal: alwetend perspectief en ik-perspectief. Elk in maximum 300 woorden. Het ik-perspectief houd ik u nog te goed. Het alwetend was te gretig, aldus hier haar verhaal:

De man, op de dijkrand balancerend, slaat doelbewust de bankjes gade. Nonchalant wandelt hij naar het bankje waar een jonge vrouw zit te genieten van haar laatste uurtje zeegroen uitzicht, haar rugzak onder de bank gedeponeerd, voor ze terug naar huis treint.

Gespeeld verbaasd blijft hij voor haar staan en roept uit: “My God, is that you?” Hij ploft naast haar neer en ratelt verder, zichzelf Brit wanend. Ze herkent dat zangerig accent van haar eigen roots en dat verraadt hem. Hij zit dichtbij waardoor zij hem haar rug toont en zo blijft zitten. Hij stapt niet op. Integendeel, hij schuift dichterbij, flirtend, denkend dat het aanslaat. Van lieverlee zet de vrouw zich weer recht maar schuift twee-handen-breed verder weg.

Ze besluit, tegen beter weten in, hem een kans te geven. Ze vraagt hem in het Nederlands over wie hij het heeft. Van verbazing – in zijn arrogantie beseft hij niet dat er intelligente vrouwen bestaan – begint hij in het Nederlands, overschakelend op Engels, hopend dat hij de situatie kan redden. Zwetend zoekt hij naar woorden terwijl hij denkt dat dat mannelijk, ergo aantrekkelijk is, zeker tezamen met die schuurpapieren wangen. Ze gebiedt hem in het Vlaams verder te gaan. Het venijn in haar stem valt hem natuurlijk niet op.

In een volgend cliché uit zijn arsenaal over hoe ze eruit ziet, een reistypetje, hoopt hij alsnog haar voor zich te winnen. Ware het niet dat een voorbij huppelend kind hem doorheeft en zijn papa luidkeels op de ruzie wijst. In een laatste poging zijn gezicht te redden, pseudo-grapt hij; “Maken we het goed bij een koffietje?”
De volgende seconde kijkt hij haar na, haar rugzak bengelend over haar ene schouder waarbij haar laatste woorden, rood aanlopend uitgeschreeuwd, nazinderen. “Er is geen wij!”

Ze verdwijnt tussen de massa, richting station.

AMK – 30 november 2022

Loes en Mormeltje

voor klein en groot

Loes woonde in een gewone straat, met gewone buren. Ze ging gewoon naar school, zoals alle kinderen in haar buurt.

Loes las al veel woorden uit haar leesboek en ze schreef er nog meer. Achteraan in haar schrift, waar de juf het toch niet zag. Zomaar. De juf liet haar toch met rust. Zo schreef ze alle dingen die in haar hoofd zaten. Zo wilde ze wel eens iets schrijven van de oude pianolerares met haar grote dikke bril en kromme vingers. Die was zo streng. Loes wilde haar laten verdwijnen in haar woorden.

Ze durfde alleen niet van monsters schrijven…

Soms ’s nachts huilde Loes wel eens of riep heel hard tot haar ouders wakker werden. Dat waren nachten waarin ze bezoek kreeg van een monster. Meestal kwam papa haar troosten en bleef tot ze weer rustig werd en sliep. Daarna vergat ze alles. De volgende ochtend gaapte ze wel nog wat maar ze was vooral blij dat het monster weer weg was.

Op een keer bij zo’n rare nacht werd Loes wakker. Ze zweette heel hard. Ze voelde de tranen op haar wangen. Die stroomden en stroomden en ze riep luid: “Mamaaaaa!” en “Neen! Neen! Ga wééég!”

Mama kwam niet. Papa kwam niet. Waarom hoorden ze haar nu niet? Waren ze nog zo druk bezig? Het was toch al midden van de nacht?

Loes ging rechtzitten, helemaal in het hoekje met haar deken over zich heen getrokken, tot net boven haar neus en haar ogen dichtgeknepen. Ze durfde niet kijken. Er was ook veel lawaai! Ze beefde en huilde. En toen werd het een beetje stiller. Eén oog ging voorzichtig open en daar zag ze het: een donkere vlek! Dáár! Net onder het bed. Ze huilde weer en kroop snel helemaal onder het deken tot het weer stiller werd. Ze keek nog een keer en zag weer de vlek. Een beetje groter deze keer. De vlek werd een lelijk bolletje, met haartjes op. Het had ook pootjes. Het lawaai verstilde.

Loes bleef in haar hoekje zitten maar trok het deken niet meer over haar hoofd. Alles aan haar zweette. Haar hart bonkte en haar buik voelde raar. Ze staarde naar het monster. Dat zette één poot op het bed, dan nog een poot. Het was niet gehaast. Zijn kopje hing wat naar beneden. Waarom was het zo traag?

Opeens werd Loesje boos! Papa had gezegd dat monsters niet bestaan. Misschien is hij zelf wel bang. Niemand komt naar boven. En toch zie ik een monster, dáár aan het einde van mijn bed.

Ze kneep haar ogen dicht tot ze pijn deden. Langzaam gingen ze toch terug open. Het lelijke wezentje zat nu al aan de zijkant, op de matras. Zou ik dromen?

Ze wilde niet meer bang zijn en nam een dapper besluit. Ze stak haar hoofd helemaal boven het deken en vroeg aan het monster: “W-w-wie b-b-ben jij?”

“Ik ben Mormeltje.” Hij kraakte toen hij sprak.

“W-waarom ben je h-hier als het nácht is?”

“Ik-ik ik durf me niet laten zien in het licht.”

“Waarom? Ben jij ook bang?” Loes bleef voor alle zekerheid nog in het hoekje zitten. Haar deken was wel al van haar schouders gevallen. Ze had het niet eens gevoeld.

“Ja, ik ben dan heel bang,” zei Mormeltje.

“Waarom dan?”

“Ik ben zo héél erg lelijk! Niemand wil mijn vriendje zijn. Niemand praat met mij.”

Loes keek eens goed naar hem. Hij had gelijk! Hij was echt lelijk. Maar daar kon hij toch zelf niet aan doen? Het monstertje zal zo wel geboren zijn. Zoals haar buurjongen in de klas. Daar was ze ook niet bang van. Dat was een heel aardige jongen én slim.

“Ga je me echt niet pijn doen?”

“Neen, natuurlijk niet. Jij bent zo’n lief meisje.”

“En ook niet opeten?” Het monster begon ineens te lachen. Hij kraakte niet meer. Loes lachte eerst voorzichtig, mee en moest steeds harder lachen.

“Sst. Seffens worden mama en papa wakker. We moeten een beetje zachter zijn.” Ineens zaten ze naast elkaar op de rand van het bed, Loes en het monster.

“Ben je nu niet meer bang van mij?”

“Wel, een heel klein beetje nog. Maar ik vind het ook wel erg dat je met niemand kan spelen.”

“Ik ook, maar ik ken niets anders meer. Met grote mensen kan ik ook niet praten.”

“Met volwassenen bedoel je?”

“Ho maar. Je kent precies veel woorden.”

“Ik ben wel al zes, hé!” Ineens vond ze het veilig. Ze was helemaal niet meer bang. Terwijl ze naar hem lachte, zag ze hem kleiner worden en kleiner en kleiner. Tot hij weer een vlekje op de grond was en langzaam wegsmolt.

“Hé! Waar ga je heen? Je smelt!”

“Neen, nee. Ik moet nu ergens anders heen. Jij bent nu vast wel moe …”

Loes hoorde het niet meer.

Dat moet ik in mijn schriftje schrijven… dacht ze bijna weer in dromenland, bij feeën en kabouters en … Mormeltje. Misschien ging het nu wel op bezoek bij de pianolerares…

AMK (voor Marijke)

rechtenvrije foto uit pexels.com, meruyert gonullu