Vanmorgen op de kalender las ik deze wijsheid (zie foto hierboven). Het inspireerde me tot schrijven met als woord ‘Zoals’. Wie ben ik deze winter? Word ik telkens weer opnieuw mezelf, van seizoen naar seizoen? Omdat er zoveel over donker en licht, over regen en zon, over alles wat ons beïnvloedt en waar we toch niets aan kunnen doen (toch niet instant), waarom zou ik er dan triest van worden? Dit is een retorische vraag. 🙂
Zoals die kale tak enkele maanden niets draagt,
Ze heeft de hele zomer al gedragen, gevoed en hitte gefilterd.
Zoals het vele donker van vroege avond tot late ochtend,
Alles blijft rustig en stil.
Zo dus. Rusten.
Zoals de kat die buiten woont,
Ze nestelt zich, al dan niet uitgenodigd.
Zoals de winterzon die toch lonkt,
Ze lokt ons naar buiten.
Zoals de vogel die zingt.
Zo dus. Zuurstof, beweging en stralen.
Zoals het kind dat geboren wordt,
Het ademt, slaapt, eet op zijn ritme.
Zoals de mens die nog lacht, de hand uitsteekt,
Opmerkzaam.
Zoals ons winters ritme ons vertelt,
Ademen, bewegen, rusten, eten, drinken.
Zo dus. Ons hele eigen trage winterse zijn.
Anemos