Woordenboekenliefde

Een gedachte, een déjà vu, een vécu kwam voorbij en leidde tot een monoloog die als een warme wolk rond me bleef hangen. Het was bij het opzoeken van een woord in een heus woordenboek met echte papieren bladen.

Deze monoloog

Tijdens het opzoeken dacht ik aan de eerste keer dat ik een woordenboek gebruikte waarvoor het diende. Dat was op school. Hoe doe je dat, de betekenis van een woord opzoeken?

Er werd verondersteld dat je het alfabet knats vanbuiten kende. Dat was heel belangrijk. Zo kon je makkelijk bladeren door het woordenboek om snel bij de beginletter van het woord te komen.

Laat ik het woord natrium nemen. De /n/ bevindt zich in de tweede helft van het alfabet. Dan weet je dat je niet vanaf de eerste bladzijde moet gaan zoeken. Dat vond ik een hele goede tip!
Daarna kijk je naar de tweede letter van het woord. Voor natrium is dat de /a/. Op de een of andere manier raakte ik helemaal vooraan in het woordenboek.

Waar was de /n/ gebleven?

Erop terugkijkend was er één stap in het proces van betekenis-van-woorden-opzoeken waarschijnlijk niet binnengedrongen (ik was een trage leerling). In mijn kinderlijk enthousiasme bladerde ik van de /n/ naar de /a/. Ik moest bij de /n/ blijven en dáár de volgende letter zoeken. Toen ik het eenmaal doorhad, ging er een wereld voor me open.

Beeld u zich in!

Een heel woordenboek, bomvol woorden die ik nog niet kende. Ik voelde me woordenveilig voor de rest van mijn leven. En dat was een pocketwoordenboek! Er kwamen andere talen bij, zowel in de school als later de avondschool. Hier en daar kon ik zelfs de liefde doorgeven aan kinderen die aanvankelijk niet zoveel voor taal en lezen voelden.

Echt sneller ben ik niet geworden, noch met lezen, noch met opzoeken. Wel gerichter zodat de liefde voor woorden en taal in het algemeen, bij me blijft.

Telkens ik er bewust mee bezig ben, is het NU!

En die natrium? Dat is het zout op mijn pata…  woorden!

Eentje dat al eens op de tafel ligt en niet in de kast staat

Foto bovenaan: een greep(je) van wat ik bijhield doorheen de jaren

Oudejaarsbrief

Lieve Lezers (soms rijmt het, soms niet),

Het jaar is oud  dat is niet erg
’t Is voorbij  ’t was een hele berg

Ik ga er niet over uitweiden
overzichten en lijstjes genoeg overal
U hebt waarschijnlijk zelf een (Smoelenboek) pagina,
om uw verhaal op te verspreiden en te zijn wie Uzelf bent

en wie weet lees ik u daar, is er ergens een draai
en kom ik u daar tegen, kruisen en scheiden
weer onze getormenteerde oftewel blije wegen

Enfin, kort en bondig, even Kazantzakis achterna,

“Ik hoop niets, ik vrees niets, ik ben vrij!” 

Dat het u allen kracht mag geven,
in dat komende jaar en wat ik zelf mooi vond en (her)ontdekte;

de enige die altijd bij u is, bent uzelf. Vergeet dat nooit ! Daarom dat ik in mijn Woordenrijk een reminder voor mezelf zette. Doorgronden en de kracht daarvoor. Voilà!

Clichés zijn overroepen, maar voor wie er warm van wordt, … ach wat, wees krachtig in uw eigen verhaal! Als ik u iets wens, is het dat! Oh, en een leeg boek, om het in op te schrijven … lap daar is toch een cliché 😉

Anne-Mie
(ps. soms voel ik me zoals de reclame van de frietjes van McCain – lang geleden – “Het zijn zij die er het minst van spreken, er het meest van eten!”
ps.2 als ik uw naam fout schrijf, wijs me er dan op aub. Want ik ga dat ook bij u doen met mijn naam).

Stille aanbidding en Griekse Don Juan

Ik heb er niet zoveel mee, de veertiende februari, al zal ik het vieren van de liefde wel aanmoedigen op eender welke dag, eender welke liefde. Liefde voor het leven en verbinding voelen, daar gaat het uiteindelijk om.

Ik schreef er hier! iets over.

Hoe het ook zij, ooit schreef ik wel een kaartje als onbekende aanbidster. Niet dat ik zo hard aan het aanbidden was maar ik vond het wel spannend.

Ik was niet direct een romantische ziel, eerder naïef en een dromer, ook onbekend met de “regels” van de kennismaking. Onder dat voorzichtige van mij, schuilde een beetje avontuur.  Als ik veilig en op afstand kon bekijken, liep ik zeker geen blauwtje.
Dat was die keer dat ik een Valentijnkaart onder de ruitenwisser van een auto stak. Ik kende die auto, vanbuiten, niet vanbinnen. Het was de auto van een jonge gast die als kinesist werkte in het fitnesscentrum waar ik toen ging. Hij was een van de begeleiders. Smelten deed ik niet direct maar hij trok wel de aandacht. Hij was knap, vriendelijk, gemoedelijk, had een mooie lach en was spontaan en vlot in de omgang. Het ontbrak hem volledig aan machogedrag. Dat zal me aangetrokken hebben. Hij zou weten dat ik hem sympathiek vond. Alleen, ik durfde het niet rechtstreeks in zijn gezicht zeggen. Ik zag mijn kans schoon bij Valentijn, door het op die kaart te schrijven en die dan onder de ruitenwisser te steken. Gelukkig was het net gestopt met sneeuwen. Hij heeft nooit geweten van wie die kaart kwam. Wel hoorde ik van een vriendin die daar toen was, dat hij erover verteld had en zich afvroeg van wie hij die kaart kreeg. Erg vond ik het niet. Maar ik had dan ook nog geen spierkramp gehad en me laten masseren. Wie weet hoe ik er dan over dacht?

Een andere keer, vele jaren later en na enkele Ithaka reizen, zat ik te wachten om in te schepen in mijn vliegtuig van Athene naar Brussel. Het was nog in de oude luchthaven. Mijn reisgenote en ik hadden Nieuwjaar gevierd en reisden begin januari terug. Zij herkende iemand die ook bij onze vlucht aan het wachten was en riep hem. Het was een Griekse man, een knappe Griekse man, een vrijgezelle knappe Griekse man! Ik volgde het gesprek en onthield zijn naam en familienaam en waar hij woonde. De reisgenote bleek meer geïnteresseerd in zijn broer, aan het gesprek te horen.
Toen het bijna Valentijn was, dacht ik er weer aan. Waarom zou ik niet nog eens een kaart schrijven? Gewoon een beetje de maand pimpen, me vrolijk voelen. Kwaad kon het zeker niet. Het werd een tekst in het Grieks, waarin ik vertelde dat ik de ontmoeting met hem in de luchthaven van Athene vlak na Nieuwjaar zo fijn vond. Ook al had ik niet zoveel gezegd. Helemaal onderaan, in piepkleine cijfertjes schreef ik het nummer van mijn eerste gsm. Na enkele weken was ik het al bijna vergeten toen iemand – met een voor mij onbekend nummer – me opbelde. Dát hij me opbelde, gaf me meer een boost dan dat hij het was. Misschien dat ik daarom afsprak. We hebben elkaar een paar keer ontmoet, heel gewoon iets gaan drinken. Intussen had ik ook al over zijn reputatie gehoord; trouw zijn stond niet in zijn woordenboek, ook niet in zijn Grieks woordenboek. Hij was aangenaam gezelschap, dat wel maar toehappen deed ik niet. Daar liep het contact dan ook spaak.
Een hele tijd – jaren – later kwam ik hem nog eens tegen, gewoon op een terrasje waar ik ook iets zat te drinken. Hij ging trouwen. Hij ging trouwen met een Griekse vrouw. Die vrouw had hij daar leren kennen en zij kwam naar België. Ik weet niet hoe trouw hij haar was of niet. Wat ik me wel herinner, was toen hij en zijn kameraad opstapten, hij langs mij heen liep, even zijn hand op mijn schouder legde en me ‘het allerbeste’ wenste. Toch volwassen geworden, die Griekse Don Juan?

Liefde is …

Liefde is … delen 😉

foto bovenaan: Liefde is blijven tot het einde van het concert.

Chaos

De eerste week is al drie dagen voorbij. En dat worden er nog meer.

In het laatste bericht van vorig jaar vertelde ik dat ik nog plannen heb met deze blog. Het lastige hieraan is dat ik te veel plannen in mijn hoofd steek. Of anders uitgedrukt, ze komen uit mijn hoofd maar ik prop ze er weer in, alsof er onder mijn grijzende krullenkop een opslagplaats is.

Er is echter wel één plan dat ik heel graag zou uitdiepen. Daar wordt aan gewerkt…

Een ander plan zou kunnen zijn, wat ik al bijna dagelijks doe, een woord laten opborrelen en daarover schrijven. Het zou iets persoonlijks kunnen zijn, het kan iets controversieels zijn, een mijmering, een echte mening…  Gewoon omdat het zomaar in mij opborrelt. Het lijkt op orde scheppen. Of uit een woordenboek oppikken, een woord dat me op dat moment raakt en daarrond schrijven.

Zoals ‘Chaos’. Het komt uit het Oudgrieks. De betekenis is verrassend. Dat vond ik toch, toen ik het jaren geleden opzocht. Het betekent ‘leegte, het grote Niets’. Nu wordt er een andere betekenis aan gegeven. Volgens Van Dale: ‘Verwarring, wanorde’.

Als ik mezelf chaotisch voel, is het overweldigend. Trop is teveel en daar doe ik best iets mee. Te veel rommel in mijn hoofd komt gek genoeg vaak overeen met te veel rommel in mijn woonst. Kasten die uitgeruimd worden tot ze leeg zijn. De chaos op een hoop gezet (soms gegooid) om te laten verdwijnen, via allerlei kanalen, afhankelijk van wat ik weg doe. Alleen dat ene hoekje, waar ik niet moet bestaan, is er dan nog. Als ik daar maar niet in val:

Nog maar een beetje rommel en een lege spaarpot.

De leegte is welkom, (half)lege kasten die ik weer ordelijk kan vullen. Een waaier aan mogelijkheden. Tot mijn brein weer een zijsprong maakt. Wat als ik die oude aftandse kast eerst een kleurtje geef? In geen tijd zoek ik alles wat hout kan verven bij elkaar, kom ik vanalles en nog wat tegen. Een beetje lak hier, een beetje basisverf daar, een goede borstel, een verharde borstel. De chaos is weer compleet. Ik zet van lieverlee de potten weer terug. Het is echt nog te vroeg in het jaar om te verven 😉

Wat ik wel gedaan heb: De fotoalbums van mijn moeder zaliger – voor even – bij elkaar gezet. Het zijn er heel wat. Het is onze hele familiegeschiedenis. Om die mooie albums, waarin mijn moeder zoveel tijd gestoken heeft om ze samen te stellen, niet onder het stof te laten dwarrelen, heb ik er een laken over gelegd. In een hoek van mijn slaap- annex rommel-maar-wat-aan-kamer. Engelbewaarders genoeg op deze manier. Uit enkele albums heb ik wel wat foto’s genomen. Foto’s van foto’s, niet zo duidelijk misschien, maar ik wil ze delen.

Opruimen is vanuit de ene chaos heerlijk neerdwarrelen in de volgende.