De spoeddienst

Haast en spoed,
’t Is dat het soms moet
ook al is het zelden goed

Met een dikke pluim voor iedereen die zo kalm bleef.

Plotse hevige pijnen – die weliswaar traag afnamen – deden me bij de huisdokter belanden en zij vond het toch zorgelijk genoeg om me naar de spoed te sturen, met een uitprint van haar bevindingen.

Ik houd van de regen (van bijna elk weer, de Aarde doet gewoon wat ze te doen heeft). Overigens had ik de immense behoefte om alleen te gaan.  Daar ging ik dan, met een boek en een fles water. De massa koele regendruppels hield me wakker en alert. Van de tramhalte naar de spoed was toch niet zo ver.

Wat me opviel, was de rust in de wachtzaal. Dat was ooit anders in een andere spoed bij een andere ‘gelegenheid’. Al snel mocht ik naar Box 6, er werden de nodige dingen gemeten en een flinke staal bloed afgenomen.

Bij het wachten op resultaten hoorde ik geluiden uit andere boxen. Zo kalm was het dus niet. Ik zag door de halfopen deur mensen passeren met koffiebekers, enkele keren nog wel. Ik zag enkele keren een brancard voorbijkomen. Dat zou wel dringender zijn en die ene vrouw in de rolstoel ook.

De verpleegkundige die mijn bloedstaal afnam, vroeg waarom ik nu had besloten om naar de spoed te komen. Ik had toch twee dagen pijn, die overigens afnam? Het verhaal van het huisdoktersadvies en mijn eigen ongerustheid deden hem begrijpend knikken: ‘Ja, mevrouw, u hebt dan ook al een heel dossier, hé.’ Inderdaad, dat heb ik. Toch iets dat niemand me afpakt, dacht ik nog (beetje morbide) en schoot half in de lach. Het is heel raar maar vaak ben ik de kalmte zelve in zulke situaties en kan ik nog humor zien. De gewoonte van wachten in ziekenhuizen zal wel meespelen en mijn enkelingenziel. Overprikkeling, hoe laag de prikkeling ook, vermijd ik.

Voor alle zekerheid werd er ook een scan gepland. Het verliep zo vlot dat ik mezelf binnen afzienbare tijd weer thuis zag zitten, lekker zielig doen, benen omhoog en zappen (of zo). Ware het niet dat de verpleegkundige bij de scan vroeg of ik allergisch was aan de contraststof en ik nonchalant zei:
“Oh, misschien begin ik wel te niezen, dat was bij de laatste scan ook zo, maar verder niks speciaals.” Bam!

De scan kon niet doorgaan! Dat moest eerst besproken worden met de arts van de radiologie. Terug naar de spoed! Box 6. Dat wist ik nog. Niemand wil in shock raken of een shockerende mens aanschouwen.
De spoedarts kwam even horen naar mijn relaas en zag er niets erg in. Tenslotte heb ik die reacties zonder shock nogal vaak, sinds de immuuntherapie. Even wachten en ik mag weer terug.
“En excuseer van dat pin-pong effect, mevrouw.”
“Geen probleem, beter veilig dan spijt.”

Weer bij de scan kwam de dokter aldaar zich voorstellen en zei dat hij erbij zou blijven voor de zekerheid, áls er iets abnormaal zou gebeuren. Dat was me nog niet overkomen, bij geen enkele scan waar ik al onder lag.
“U bent al wel heel wat gewoon geloof ik.” zei hij nog na de scan.
“Jazeker. Heel wat inmiddels. Bedankt dokter!” (om erbij te blijven)

Welk boek? Daar vertel ik nog over (in mijn Woordenrijk).

Weer naar de spoed, Box 6, op ‘mijn’ bedje met inmiddels verkreukt papier, mijn boek en die fles water, wachten op de resultaten. En wachten en lezen en lezen en wachten en wat stretchen en lezen en wachten… Naarmate de dag vorderde en ik in mijn boek verdiept raakte, ontspande ik bijna helemaal. Overigens een heel mooi boek (ik nam dát boek mee omdat het lichter woog dan het boek dat ik toen nog aan het lezen was).

Het bloedonderzoek was wel geruststellend volgens de spoedarts (al zal ik binnenkort het één en ander nog bespreken met mijn oncoloog). De scan toonde ook geen onrustwekkende beelden en ik kreeg een voorschriftje mee.

Mijn buik had blijkbaar iets te boos gereageerd op het één of ander en was in buikstaking gegaan. Daar zat het ‘m. Buiken staken soms ook.

Het voelde als een ballenbad maar dan met golfballen.