Murphy ?

Vandaag zou de grote dag zijn, voor mijn auto. Veertien jaren heeft hij (of is het toch een zij?) me gediend. Sinds het monster (daar is het weer) me thuis heeft doen blijven, reed ik er aanzienlijk veel minder mee. Mij beschuldigen van overbelasting was dan ook zeer bezwaarlijk. Toch speelde hij het klaar om me net iets teveel te kosten. Maar een auto heeft al eens een vervangstuk nodig. En dat kost geld. Al enkele jaren op rij, kostte het me nogal wat om netjes en vlot te blijven rijden én – belangrijk! – door de keuring te raken.

Dit jaar echter vond ik het net iets teveel. Teveel stilstaan, teveel betalen aan onderhoud, aan verzekering, aan taks vooral voor al dat stilstaan.

De garagist belde me vanmiddag om te melden dat de auto klaar was, behalve dat ene stuk dat echt vervangen moet worden. Hij wilde er zo niet mee naar de keuring gaan (iets waarvoor ik graag een wat extra betaal, àls de auto erdoor raakt). Dat begrijp ik in deze c-tijden én met deze warmte.

Wordt dus zeker vervolgd want nu zoek ik een opkoper die er toch nog een 1.000 euro voor over heeft. Tenslotte zitten er onderdelen in die nog vrij nieuw zijn en elk op zich bijna dat bedrag gekost hebben. Zo werd mijn allereerste auto bij elkaar gebricoleerd indertijd.

Afgezien daarvan verliep mijn dag nogal verhit.

Toen ik mijn auto deze ochtend in de garage achterliet voor dat onderhoud en nazicht, nam ik de tram terug.  Ik weet niet hoe De Lijn geregeld is op het controleren of het toelaten van een maximum aantal reizigers, maar ik heb toch wel even mijn adem ingehouden en mijn handen twee keer ontsmet. Over samenscholing gesproken.

Bij het weer ophalen vanmiddag, was er minder volk op de tram, veel minder, helemaal geen. Ik nam eerst de 7 en op mijn overstap wilde ik de 10 nemen. Dat duurde en duurde. Er was daar geen schaduw. Er was wel een scherm. Eerst leek het niet te werken. Lichtinval? Bij nader bestuderen, zag ik dat de 10 niet reed. De volgende ook niet. En die daarna ook niet.

Gelukkig kwam er van de andere kant een tram 7 en reed ik tot halverwege terug. Op halverwege terug nam ik de 2. Wel even wachten en hopen. De 2 waarop ik wachtte, was een beetje in vertraging. De drie volgende 2’s reden niet volgens het scherm. Ik reed mee tot het dichtst bij mijn garage. Vandaar ging ik te voet verder. Dat viel nog mee. Er was aan die kant veel schaduw en er waren weinig voetgangers dus af en toe permitteerde ik het mij om mijn mondmasker af te zetten en even goed in te ademen. Ah, en ook weer uit natuurlijk.

Ik nam mijn auto weer mee. Nog goed in orde, behalve dat dure vervangstuk. Aangezien ik er al langer over denk om mijn auto helemaal weg te doen, hak ik nu de knoop door. De auto mag nog als donor dienen.

De uiterste datum voor keuring is volgende week zaterdag (8 augustus). Spannend…. Vind ik een opkoper of vind ik er geen? En het leven erna? Spannend op een boeiende manier. Misschien koop ik op een keer van dat uitgespaarde geld toch een echte elektrische fiets? En een nieuwe smartphone en …. Op een keer hé, niet alles ineens.

Murphy dag? Ach neen. Transformatie doet ademen, ook met mondmasker.

’t Is toch wel nog altijd een schoontje hé? 😉

Tweeëntwintig zeven.

Vorig jaar schreef ik hier iets over de jaren en dagen tellen, over het lijf dat om ook andere redenen dan ouder worden, opspeelt, over de speciale naamdag van iemand, over wat ik gedaan had die dag en de vele felicitaties. Er is intussen niet veel veranderd.

Verjaren in de zomer. Meestal zijn vele mensen op reis ergens in de wereld. Ik ben het gewoon geworden, verjaren terwijl iedereen weg is. Of verjaren terwijl ik zelf weg ben, op trot, op vakantie, op reis vaak in mijn eentje. Dit jaar is het bubbelsgewijs niet zo aangewezen om een extra bubbel te creëren. Zeker niet met het stijgend aantal besmettingen.

Een feestje achteraf, dat past wel bij mij. Ik ben een achteraffer. Als ik er nu zo op terug kijk, kan ik me niet eens veel verjaardagen herinneren dat ik het echt vierde. Enkele ronde, een halve ronde en waarschijnlijk ook als kind, al heb ik daar niet veel herinneringen aan. Eén tastbare, toen ik negen werd. (zie foto. Die mooie jongen is mijn broerke).

Als kind vond ik het fijn om te verjaren. Er zullen niet zoveel kinderen zijn die er niet naar uitkijken. Cadeautjes, een taartje, kaarsjes uitblazen … allemaal fijn. Wat ik me niet zo goed meer herinner, zijn de verjaardagskaarten. Werd dat vroeger al gedaan?

Was ik zeven of acht geworden? Eén van deze verjaardagen, mocht ik zelf mijn peter opbellen om hem uit te nodigen voor een stukje taart. Ik mocht het echt helemaal zelf doen, in het bureau, vooraan in het huis, waar de telefoon stond met zo’n draaischijf. Daar stond ik te glunderen om hem uit te nodigen en mijn moeder glunderde mee. Heel fier was ik. Mijn peter kwam! Van het feestje zelf herinner ik me niet veel meer.

Aan de andere kant was het wel vervelend voor de school. De meeste kinderen trakteerden hun snoepjes op de dag zelf, hoogstens een dag ervoor of erna wanneer ze in het weekend verjaarden. Ik, daarentegen moest het in juni al doen, einde schooljaar.

Zo herinner ik me nog vaag dat mijn moeder een keer snoepjes voorzien had voor x aantal kinderen. Snoepkous als ik toen was, kon ik niet wachten tot de volgende dag. Zo gebeurde het dat ik al een snoepje op had voor ik ermee naar school ging. Iedereen had een snoepje, zelfs ik zou er nog eentje kunnen hebben. Er was namelijk die dag een kind niet op school. Maar, aldus de leerkracht – eerlijk is eerlijk – zij zou dat wel bewaren voor dat zieke kind wanneer ze weer naar school keerde. Waarom zou zij een snoepje moeten missen? Ze was al ziek. Dus had ik geen! Ik heb nooit geweten wat met dat snoepje gebeurd is noch of de leerkracht mijn smoes geloofde toen ik zei dat we thuis zeker fout geteld hadden.

Als afsluiter kan ik wel een fijne cadeau tonen, toch wel van zeven jaar geleden. Een rond getal, waarbij een M. en haar man die zomer al eens incognito reisden om zover te komen dat de Kretenzers hier hun naam zetten en een figuur inkleurden. Op de dag van mijn feestjes, konden alle genodigden hetzelfde doen en ik had een mooie herinnering, die hier nog steeds ophangt.

Geloof of niet, maar die kwal rechts is Michalis 😉

Pluk de dag en laat de bloem mooi staan in de natuur. Zo heeft elke jarige er wat aan. Lijkt u dat wat?

Stak, stek, stik, stok en stuk

Een tijd geleden schreef ik iets over moe. de twijfel sloeg ook toe. Zou ik dit posten? Even afwachten hoe het morgen voelt en volgende week en wat ik in die tussentijd doe met moe.

De hele lockdown, light of meer, is natuurlijk de zondebok. Iets of iemand is schuldig, toch?

Alles komt van buiten, de solidariteit, het medeleven, het protest, sociaal zijn, het nieuws, drukte, drukte, drukte … Althans dat zijn mijn ervaringen. Hoe kon ik me er toch zonder meer laten in meetrekken ? Met als gevolg dat ik op een keer plots blijf stilstaan, stokstil. Gewoon alles stikmoe zijn. Ik ging teveel mee in interessante dingen en dat hoeft helemaal niet.

Daarbij heb ik mezelf verbaasd. Het ging sneller dan ik voelde. En – nog verbazender – is het weer loslaten van wat van buiten komt ook gelukt.

Van alles waarvan ik moe word, weet ik dat veel daarvan niet aan mij is. Met alle respect, echt het grootste, voor diegenen die wel heel actief bezig zijn.

Toch is er soms nog dat duiveltje dat me zegt ‘probeer het toch, het ziet er toch fijn uit! Leerzaam! …’ Ja, dat is het echt ook. Alleen vaak niet voor mij. En dan is het wél lastig om weer los te laten. Gewoon omdat ik me dan schuldig voel. Ik spring mee op de kar (vrees niet, ik zal ze niet leiden 😉) maar spring er onderweg weer af want alles wat ik deed was plezieren van iemand anders. Ik stak er teveel energie in. Bij deze, aan iedereen die ik ermee belastte, MEGA excuses.

Intussen ben ik nog min of meer in beweging, bestaande bubbels in leven houden, mijn kot verder aan het ontspullen en herorganiseren. Met mijn vaders kasten is er weer wat opgeruimd (weggeruimd). Zou ik dan toch in dit leven een settelingservaring hebben, hier in mijn stekje?

De ontdekking van de honing zit niet in de zoetheid ervan of de grootte van de pot, het zit in de weg erheen en de zuiverheid van die honing. Voor iedereen zal er wel een ander soort honing bestaan.

Voilà, daarmee hoef ik die klaagzang over moe zijn niet te posten :p

Oh, ik ben ook naar de kapster geweest.  Mijn dag gisteren kon niet stuk.

Adem in mijn nek … 😉

Hoort u nog graag het vervolg van ‘De ontdekking van de honing’, van Toon Tellegen? Ik post het in een volgende blog voor u 😊.

Wie de woorden van de titel snel in mijn blogpost vindt, mag me trakteren 😉

De bitch en het monster

Vandaag is de dag die na de derde juli komt. En die derde juli vertoefde ik nog een keer in het ziekenhuis ter bestrijding van het monster. Het is lang geleden dat ik nog een blogbericht besteedde aan het monster alleen.

Sinds de bitch in ons aller leven is geslopen – wat zeg ik? Zich genadeloos heeft opgedrongen en ingenesteld – is het zelfs wat op de achtergrond geraakt. Doch nooit weg!

Vorige week moest ik onder de scan, een MRI-hersenen (iets magnetisch, ik moest zelfs mijn mondmasker afdoen, wil niet weten wat er anders gebeurd zou zijn …). Dat was al een hele tijd geleden. Normaal zou dat in april zijn, maar door de bitch en allerlei misverstanden werd het uitgesteld. Maar oké, de scan is gemaakt en alles blijft rustig. Dat wat was is nu weg, op een stipje na.  

Gisteren was er nog een scan, de zesmaandelijkse CT-scan. Die wordt dan afgewisseld met een zesmaandelijkse PET scan. Voor de geïnteresseerden, op de site van Kom op tegen Kanker vind je informatie.

Het hele gebeuren verliep vlot. Ik heb ooit anders meegemaakt. Gelukkig had ik boterhammen bij, om op te eten na de scan. Nuchter en proper ben ik eronder gegaan. Nog nuchter en nog proper ben ik eronder uitgekomen.

Na de scan wandelde ik braaf terug naar de oncologie, om me in de wachtzaal te installeren met een koffie en mijn boek. De koffie is gratis aan de automaat. Ze is zelfs lekker. Wel eerst je handen wassen, dan koffie nemen, dan nog eens je handen wassen. Detail, ik neem altijd zelf mijn beker mee. Dat scheelt toch al wat plastic.

Het was nog maar 10u of zo, toen de dokter me riep. De scans en het bloedonderzoek waren nagenoeg goed. Stabiel wil dat zeggen. Er zijn nog twee plekjes die zich rustig houden. Geen slapende monsters wakker maken dus.

Uit de bloedtest bleek enkel dat ik onvoldoende vitamine D had. Natuurlijk! Ofwel smeer ik me drie centimeter dik in bij zonnig weer. Ofwel blijf ik binnen. Vitamine D danst dan in het rond, ketst op mijn vel af. Ze kent me niet meer, alsof ik een vreemdeling ben. Het is waar. Sinds de bitch ben ik weinig buitengekomen. De keren dat ik buiten kwam, was het nog fris genoeg, of was ik zelf goed beschermd. Dat is toch al een hele verbetering. Van zonnefoob tot beschermde zonnegenieter.

Het was overigens niet zo druk in het ziekenhuis. Ik kreeg zelfs bezoek van mijn vertrouwenspersoon. Op de koop toe had ik een kamer voor mij alleen mét bed. De verpleegkundige die per ongeluk mijn baxter verkeerd aansloot, waardoor de vloeistof niet bij mij binnenliep maar in een ander zakje, zal zeker gedacht hebben dat ik er maar eens van moest profiteren. Ik kreeg een halfuur extra. Deze keer liep de pembro (de immuuntherapie) IN mijn lijf 😉. Nog een voordeel was dat ik niet de hele tijd dat mondmasker op moest. Op de één of andere manier duurt het altijd even vooraleer mijn ademhaling rustig wordt als ik dat ding opzet. Hoesten en snotteren zijn het eerste kwartier mijn deel, waarbij ik dan ergens afgezonderd probeer te vertoeven. Die symptomen heb ik overigens tgv de therapie en eerdere overgevoeligheden (met allergie te vergelijken).

En proper ben ik gebleven. Telt u mee:

Binnenkomen bij de oncologie: handen ontsmetten, masker opzetten en ophouden.

Naar het hoofdgebouw: handen ontsmetten en dan de inschrijfkiosk

Naar de medische beeldvorming: handen ontsmetten.

Terug naar de oncologie: handen ontsmetten.

Koffie nemen: handen wassen 2x

Naar de kamer, installeren en dan nog eens koffie nemen: handen wassen 2x

Terug in de kamer: handen ontsmetten

Naar huis vertrekken: handen ontsmetten.

Toen ik thuis was, nam ik het verband van mijn arm, waar het infuus heeft gestoken. Mijn arm was helemaal rood met jeukende bultjes. Ah ja, dat moest ik ginder nog zeggen. Ik reageer op die klevers waarmee het infuus vastgeplakt wordt. Een jeukske meer of minder, dat doet er toch niet toe, als de bitch maar buiten blijft, het monster blijft slapen of nog liever verdwijnt en de vitamientjes weer aangevuld raken. Ik heb mijn ampulletjes zonneschijn intussen in huis 😉

Dit beeld ‘La liberté’ is van Kees Verkade. U kan hem gemakkelijk googelen. Het is me niet helemaal duidelijk hoe het daar geraakt is, maar het maakte wel deel uit van een borstkankerproject waarbij diverse beelden werden verkocht van deze kunstenaar. Ik zal er naar vragen de volgende keer. Ik vind het een heel mooi beeld in elk geval en ben gaan kijken naar andere werken van meneer Verkade. Hij heeft een website: http://www.keesverkade.com/

Het gedicht bovenaan is van Chris Geleyn. Ik ken deze dame niet maar ik vermoed dat ze ook haar deel van ‘ellende’ heeft gehad en er een weg in gevonden heeft. Het hangt achter het beeld tegen de muur. Ze passen mooi samen zo, vind ik.