Vertrouwen

Ooit, lang geleden, schreef ik dit gedicht n.a.v. een onzekere liefde (of zo, dat is intussen een nieuwe uitdrukking geworden, naar ik vermoed om nuance in je uitspraken te brengen. Ik houd er wel van … of zo).

Die onzekere liefde is al lang voorbij, zowel de liefde als de onzekerheid rond die persoon. Dat vind ik nu wel een bevrijdend idee.

Al grasduinend in mijn ‘oude’ schrijfsels kwam ik het nog eens tegen. Nu heeft het voor mij een heel andere dimensie. Die liefde richt zich niet tot één bepaald persoon, maar gewoon tot het hele leven, waar ik nog lang deel van wil uitmaken … (niet of zo):

Als er geen waarheid meer is,
waarom zijn er dan wel nog leugens ?
En als zekerheid niet bestaat
waarom dan wel twijfels ?
Als ik me samen niet compleet voel,
waarom dan niet alleen ?

Als ik geen antwoorden krijg,
waarom dan die vragen, al die vragen ?
Als ik niet bij jou kan zijn,
waarom dan niet alleen ?

Of … gaat dit ook voorbij ?
Als dit voorbij gaat, is er dan leegte ?
Is er dan een nieuwe weg ?
Is er dan licht genoeg om te zien ?

Zonder te wagen, blijven de vragen,
dan komen nooit antwoorden,
of licht,
of een andere weg,
of compleetheid,
of zekerheid,
vertrouwen …

AMK

(foto van mijn eerste wintervakantie in Kreta zo’n zeven jaar geleden)

Ik in gesprek met haar, mijn lijf

Dit schreef ik vorig jaar, tussen weer gaan werken na de operatie en de nieuwe diagnose in.

Toen:

Ik vroeg aan haar ‘Waarom?’

Zij antwoordde: ‘Het moest.’

 

Ik vroeg weer: ‘Waarom moest het?’

Zij antwoordde: ‘Het monster was sterker’.

 

Ik vroeg toen: ‘Waarom zei je niets eerder?’

Zij antwoordde: ‘Heb je me dan niet gehoord?’

 

Ik zei: ‘Je sprak te stil’

Zij zei: ‘Je luisterde niet’.

 

‘Je hebt mij verraden’.

(of had ik niet op tijd geluisterd?)

Ze zei: ‘Niets heeft je verraden’.

Ik weer: ‘Ik voelde het monster niet’.

(conflict)

Tussen toen en nu

Ik zocht een zondebok, maar vond er geen.

Zelfs zij was er geen.

 

Ik zocht vergetelheid, helaas

Zij herinnerde mij

– foutloos of genadeloos? –

aan dat was al was.

 

Daar vroeg ik weer: ‘Waarom?’

Zij antwoordde: ‘Omdat het moet’.

 

Ik: ‘Waarom moet het?’

Zij weer: ‘Je grenzen zijn je grenzen.’

 

Vandaag:

Ik zeg haar: ‘Het is zo. Dat van die grenzen’.

Zij zucht … ‘Oef’.

 

Ik vraag: ‘Hoe lang deze grenzen?’

Zij antwoordt: ‘Tot ik ze weer zelf kan verleggen … ‘

 

Nieuwsgierig, gretige ik: ‘Kan ik helpen?’

Zij, gelaten en toch niet zeker van haar ‘overwinning’: ‘Neen, blijf gewoon luisteren.’

 

‘Wanneer is dat?’ (ongeduldige) ik

‘Wanneer jij kalm wordt’ …..

 

Grens na grens,

‘Het’ zegt niets meer, het monster. Wordt wenselijk niet vervolgd.

Examen

Snuffelen in wat ik vroeger schreef, toen ook al gedichtjes of dat wat erop moest lijken …

Eéntje voor de studenten. Ik heb dit zelf tijdens mijn studentenleven geschreven. Voor de Hasselaren, het melodietje van een Hasselts liedje zat toen in mijn hoofd (ne Zondaag in april en iech liep deurè stad 😉 )

“Examen”

Een avond op mijn kot draaide ik bijna zot

Examen stond toen weeral voor de deur

‘k dacht “zal ik alles nog wel weten, zal ik niks vergeten?”

De blok werd op de duur een grote sleur

 

Een avond op mijn kot een weekje verderop

gedaan, voorbij, nu eerst een weekje vrij

wij maken lol voor tien en meer

da’s zo ontspannend weer

want snel, op een dag gaan we weer aan de slag

 

we weten hoe, we weten wat, we weten ook waarom

we dit bezig zijn

we kijken vooruit, nog weinig achterom

proberen we toch en mocht het nog

niet gaan zoals wij wensen,

we doen ons best, zoals de rest

ach wij zijn ook maar mensen