Stem aub…
Op de valreep doe ik nog mee met deze wedstrijd… https://nationaleexpo.museumpas.be/project/35409
En geef door aub…
Met Grote Dank.
Stem aub…
Op de valreep doe ik nog mee met deze wedstrijd… https://nationaleexpo.museumpas.be/project/35409
En geef door aub…
Met Grote Dank.
Soms is loslaten, alles even opzij zetten broodnodig… stilstand inbouwen. Kijken naar wat is. Erkennen van het bestaan is soms al (meer dan) genoeg.
Voor u, zonder meer, nadat ik het zelf nodig had te schrijven:
https://azertyfactor.be/tekst-lezen/poreus
Fijne zondag. Het gaat u allen goed. 🙂
ps. foto is van een hele tijd geleden, ik zit ‘gewoon’ waar ik woon.
Ik weet nog hoe het was
hoe we ‘stiekem’ onze cadeautjes verstopten
tot die grote dag je verraste
Dachten we toen nog ook al wist je beter
Dat we giechelden om ons geheimpje
Zelf voor ontbijt zorgden
Hoe we buiten zaten met onze gedichtjes
wriemelend voorlezend
Hoe we straalden om jouw blij zijn
Hoe je toen vertelde
‘ik wist wel dat je dat zou geven’
Hoe we vooraf onszelf verraadden
nog zo heerlijk onwetend
Hoe blij verrast je lach ons charmeerde
Hoe dankbaarheid aanvoelde
Wat onvoorwaardelijk was
De dingen die we niet vergeten
die we in onszelf weer zien
en ons goed doen voelen
Dát!
Ik weet nog hoe het was
Toen je onze mama was
Ik weet nog
Jij bent nog!
Ik ben moe!
Moe van moeten
Moe van mogen en intussen volhouden.
Moe van lachen, camoufleren
Zo slecht gaat het me nu ook weer niet.
Ik ben moe van willen
Moe van bewegen
Moe van niks doen
Moe van denken aan doen en niets doen
Moe van het stof in mijn kot
Waar ik morgen ook nog tijd voor heb
Moe van frisse lucht die ik toch nog inadem
Af en toe
Moe van anderen hun moe zijn
Ik zie moe, hoor moe, ruik, proef en voel moe
Moe zonder schuldige om uit het overvolle schuitje van moe-ers te duwen
Moe zonder troost…

Ik stap graag in een wereld waar niemand ooit was
Op een gelijkgezinde na
Schijnt er een lichtje
Als vanzelf neem ik mijn pen op
Sla ik mijn boekje open en schrijf
Die turquoise pen met koningsblauwe inkt
Een boek kan ook en ik verdwijn
Ik verdwijn in andere tijden
Op andere plaatsen
Van de Highlands naar Griekse mythische bergen,
Woeste zeeën en zachte wolken
Ik ben de held, ik ben de lafaard
De grijze muis die iedereen pas mist wanneer ze er niet is
De felle bloem waarbij iedereen zucht als ze, even, verdwijnt
Ik ben dat dappere kind, die wanhopige vrouw, die woedende man
Ik woon overal en in alle tijden
Doorleefd en alle sprookjes meegemaakt
Alle gruwelen verslaan
Alle engelen bejubeld
Zolang er nog woorden zijn, zo lang er nog woorden zijn… Laat me maar gewoon bestaan.

ps. de woorden moe en troost, die ik in een – apart – cursiefje en column las hebben mij geïnspireerd.
Ik kon lijden dat het elke dag fiks regende
dat de mensen dansten in de plassen
Ik kon lijden dat de zon dan weer scheen
elke lente en iedere zomer
Ik kon de strenge winters lijden
De herfsten onvoorspelbaar stormachtig
De mensen die weer lachten rond de tafel
Niets doen zonder verveling
Ik kon de stoelen onbezorgd voor de huizen lijden
Mensen gezeten met een verfrissend drankje
Ik kon wandelen lijden zonder doel
Slenteren met het hoofd in de wolken
de voeten op lichte veertjes
Ik kon traag fietsen lijden
graag nog trager
Ik kon lijden dat zomer- en winteruur
alles daartussen
nooit nog gemanipuleerd werd
Wat ik het allermeest kon lijden
Wij, de mens, gewoon bestonden
weer in respect en dankbaarheid
voor de natuurelementen
gedijen in wat geschonken wordt
Wij, weer in harmonie met onze omgeving
Of weer naar af?
Op het moment van de foto had ik hem duidelijk nog … maar op een stormachtige dag was zelfs deze paraplu niet bestand tegen mijn eigen naam*, al wist ik dat toen nog niet. Vandaag was ik even buiten en voelde ik me mijn naam helemaal waardig 😉
Mijn paraplu,
tja, waar is hij nu?
Beland in de vuilbak,
want hij ging kapot met één krak.
Dat kwam door de wind,
die was die dag niet goed gezind.
Ik dacht nog : “Anne-Mie, houd die paraplu recht.”
Maar ja, dat had ik beter hárdop gezegd
want er kwam niets meer van terecht.
En maar waaien dat windje
mijn plu kreeg een extra hintje
Opeens, één, twee, drie, hop,
het stof vloog helemaal over m’n plu’s kop.
Alles aan m’n plu-tje hing los,
het werd éne grote klos
Tja, m’n plu is er nu niet meer,
en dat doet m’n hart zo’n zeer.
Maar ja, misschien met wat geld, geluk en wat regen,
kom ik er gauw een nieuwe tegen.
AMK
* als je mijn naam met het accent op de Á uitspreekt, klinkt het als ‘de winden’ in het Grieks (Ánemos = de wind, Ánemie = de winden); een trucje dat ik soms gebruikte wanneer ik mijn naam al te veel moest herhalen bij een hotelboeking of wat anders.
Zijn naam is Luis. Ik weet niet of hij nog in België is of niet. Hij is zo een van die weinige mensen die ik slechts een korte periode in mijn leven kende maar nooit vergeet.
Ik kwam hem tegen op zo’n datingssite uit de tijd ik dat nog spannend vond (lang geleden dus). We schreven eerst veel. Ik vond hem (knetter)gek met zijn liefde voor vrijheid, avontuur en fotografie. Hij vond mij ‘a real person’ (zo heeft hij dat letterlijk geschreven).
Uit de dingen ik me nog herinner:
We hadden elkaar ontmoet! Op het nippertje, toen nog té verstrikt in mijn westerse alles-en-nog-wat-afwegende gewoonte. Ik moet nog de was doen en de strijk en morgen ga ik naar mijn ouders, dan kan ik ook al niet. En mijne belastingbrief is nog niet ingevuld…
De dag zelf, dat ik niet zou gaan, stuurde ik een berichtje dat ik toch afkwam. Hij woonde in Antwerpen, ik in Hasselt. Hij zei onmiddellijk ja. Over flexibel gesproken. Hij kwam me afhalen aan het station en we gingen eerst een koffie drinken. Het contact voelde zoals het schrijfcontact, echt en gewoon. Geen opgelaten gevoel, wat het ongewoon verrassend maakte.
We zwierven door Antwerpen, we aten frietjes bij N°1, die hij absoluut wilde betalen. Meer kon hij zich niet permitteren zei hij. Frietjes waren prima.
Hij zag er niet uit, echt niet, met die halflange haren slingerend over en weer zijn hoofd en in zijn gezicht, zijn manier van gaan, tussen snel/lenig/heupwiegend en slenterend/stilstaand, als een kind verwonderd rondkijkend, hoewel hij toen al een hele tijd in Antwerpen woonde. Ik keek ingetogen verwonderd naar hem. Hij die zonder franjes, zonder op- of omkijkend naar deze of andere die hem bekeek, door Antwerpen liep en vertelde zonder dat het één enkele minuut saai werd. Hij trok zoveel foto’s, ook van mij.
Achteraf bleven we nog even schrijven en hij stuurde de foto’s die hij die ene dag van mij gemaakt had. Zo’n korte open vriendschap, geen enkele fysieke aantrekkingskracht van beide kanten maar wel een openheid om te praten over alles en nog wat. Dat zijn zo’n dagen dat ik me voel wie ik ben.
Hij werd zelfs geïnspireerd tot een gedicht, door een foto van mij die ik hem stuurde van een reis, ergens onderweg in Kreta.

Zijn grote hobby’s waren fotografie en schrijven. Zijn grote liefde was een vrouw ergens in Vlaanderen (ik niet), die hij aanbad, een kind bij had maar niet bij kon samenwonen. Zijn afkomst was Argentijns. Zijn grote nachtmerrie was zijn job. Wat ik me ervan herinner was hij helpdeskmedewerker. Cijfers, cijfers, cijfers halen … geen vrijheid, geen eigen inbreng, verstand op nul. In een van zijn laatste berichten schreef hij dat op het matje geroepen was en op een bepaald uur bij de baas moest komen. Hij zat nog door het raam te kijken. Het was mooi weer. Hij stond op en ging naar buiten, aangetrokken door het licht. Toen hij terugkwam lag er een ontslagbrief op zijn tafel. Hij was blij. Time to move on! Hoe optimistisch kan je zijn? Ik hoop voor hem dat hij ergens in deze wereld volop aan het genieten is, met de liefde van zijn leven, in alle vrijheid.
Hem opzoeken doe ik niet. Hij is een fijne frisse herinnering, waar verwachtingen niet bestaan, alleen het NU. Die herinnering komt zo nu en dan bovendrijven.
Het is geweten door iedereen die (af en toe) televisie kijkt. Het wordt om de zoveel tijd gemeld op de radio en het werd zeker al aangehaald in scholen deze week, alsook tv-zenders voor kinderen. Er bestaat zelfs een uitgebreide*website over.
Ik kan niet anders dan op mijn kindertijd terugkijken. Het is niet zo dat ik constant gepest werd maar het kwam wel regelmatig voor. Wat ís pesten overigens? Is plagen pesten? Voor mij voelden sommige dingen wel aan als pesten. ‘We lachen er toch maar mee.’ Ken je die uitdrukking? Ik geloof zelfs niet dat het als pesten bedoeld was…. als ik er nú op terugkijk.
Er gebeurden echter ook dingen die wel pestgedrag waren. In die tijd – ik ben op een respectabele leeftijd – vooral in de buurt en soms op school. Ik was sowieso nogal een dromer, een enkeling. Dat is gelukkig niet veranderd. Maar ik was ook snel overprikkeld, zoals dat nu heet ‘hoog-sensitief’. Het zijn allemaal dingen die niet gekend waren bij de meerderheid van de kinderen en volwassenen en dus als ‘moeilijk kind’ bestempeld werden. Uitverkorenen voor de pesters.
Het ergste wat ik in mijn kinderleven meemaakte was een ‘gevangenschap’. Waar ik toen woonde, was er veel plaats aan de achterkant van de rij huizen met een pad naar de tuintjes en daarachter een open plaats – het pleintje – met hier en daar garages rondom. Het was gemakkelijk voor de kinderen; ‘Kom maar weer binnen langs de achterdeur.’
Daar speelden wij dikwijls. Meestal deed ik mee met de hoop of speelde in mijn eentje in de tuin van mijn thuis. Op een dag in de vakantie hadden we een kamp gebouwd waar we gezellig in zaten. Het was bijna middag en er werden kinderen weer binnen geroepen voor het middageten. Toen mijn naam viel, werd ik tegengehouden. Zoals vaak wanneer ik me bedreigd voelde, begon ik te roepen. Het leek of ik er urenlang vast zat, al zal het niet meer dan tien minuten geweest zijn. In de namiddag gingen mijn moeder en ‘de kleintjes’ (ik ben de vijfde van de zes) samen met de buurvrouw en haar ‘kleintjes’ naar Bokrijk. Dat ‘kleintje’ nam mijn hand vast, kneep erin en zei: “Oh, hoe fijn, de hele namiddag naar de speeltuin.” Dat kleintje dat nog geen twee uren geleden mij bijna blauwe plekken bezorgde om me vast te houden in die tent terwijl een van de ‘groteren’ de uitgang bezette. Ik was verbolgen, ik zweeg. Maar gaandeweg die namiddag loste de knoop in mijn maag zich toch weer.
Ik weet wel, nu ik erop terugkijk, dat ook naar de pester best wordt geluisterd. Waarschijnlijk zit daar ook een diepe wonde. Niet dat dat het pesten goedpraat natuurlijk. Maar het kan wel helpen om te begrijpen waarom iemand dat doet, blijkt nodig te hebben. Misschien is het een overlevingsdrang? Een generatiegewoonte? Een noodkreet zelfs!?
Eén mooie herinnering heb ik er wel aan overgehouden. Op datzelfde pleintje stond op een keer een jongen te huilen en te roepen. Hij was niet van de buurt. Blijkbaar iemand die op bezoek was bij een ander kind in de buurt, want hij riep naar die jongen en dat waren helemaal geen vriendelijke woorden. Hij zag er een lieve jongen uit, ook al was hij daar even als een wilde aan het huilen en schreeuwen. Maar hij ging niet achter zijn belager aan. Wat me bezielde weet ik niet, want ik was nogal verlegen (ook dat nog) maar ik ging gewoon bij hem staan. Hij zei iets wat ik nu denk dat ‘dat is echt niet fijn hoor!’ is, terwijl hij zijn snottebellen afveegde. Ik nam hem bij de hand en voelde me fier toen hij kalmer werd. Op die leeftijd benoemt een kind niets, het voelt alleen maar aan. Het kalmeerde me en dat sterkte me op een rare manier. Ik moest immers niet de hele tijd erbij horen en dingen doen die ik niet wilde doen. Dat zouden dan vooral wilde spelletjes zijn. Maar dat zou me hier te veel doen uitweiden.
Elk jaar bij die campagne tegen pesten komt die herinnering weer naar boven. Daar heb ik dit jaar een gedichtje over geschreven.
Conclusie: pesten moet zoveel mogelijk in de kiem gesmoord worden zodat zowel de pester als de gepeste gehoord worden. Een gedragsverandering zit soms in zo’n klein hoekje, dat je maar beter even stil bent en kijkt en luistert wat er écht gaande is, vooraleer het uit de hand loopt, tragisch uit de hand loopt.

Zo een reuzebel blazen
wie zal het verbazen
er zomaar in klimmen
zweven op adem van wind in zuchtjes
zalig reizen in hooglage vluchtjes
lachen naar de wereld reizen naar de zon
wist Ikaros niet dat dit kon
zoveel berg, boom en zee
kon iemand nu toch mee
de prachtige bel is jammer te klein
vallen voor het spatten
in de val zoals ratten
daar pas ik toch voor
reizen dan maar per trein
of als een dolfijn over zeven zeeën
gedragen door de feeën
overal kunnen komen
op mooie plaatsen stranden
Ithaka steeds in mijn dromen
om daar na de reis zachtjes te landen
foto: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Banka_mydlana.jpg
Omdat het gedichtendag is vandaag, ben ik even in mijn ‘archief’ gedoken. Misschien volgen er nog…
’t Is donker, helder donker
Helder en donker
Helder besef van het donker
Geen helder zonder donker.
A magazine of Arabic literature in translation
... news, history and much more ...
Verhalen uit mijn familiegeschiedenis
Boeken droppen en zoeken
All things classical ukulele
Levensinspiratie onderweg
Levensinspiratie onderweg
Blog van Jona Lendering
Schrijven is het samenspel van autobiografie, overdrijven en verzinnen.
Geloof het ongelooflijke. Beiden zijn waar.