Ik schreef er vorig jaar en daarvoor ook al over. Zoals vele dingen, zou het overbodig moeten zijn. Hierbij denk ik aan huidskleur, geaardheid, godsdienst, zelfs kleur haar, bril, kledij, gewicht, … Verbaasd ben ik soms; bestaat het nu nog altijd? Houden mensen zich dáár mee bezig? Blijkbaar wel: https://kieskleurtegenpesten.be/de-week/
Het blijft bij, hoe vergevensgezind ik ook ben geweest tegenover pesters. Het gevoel bekruipt me soms nog; me de mindere voelen, niet goed genoeg zijn, aan de kant geschoven, soms zelfs van mezelf afgepakt. Zouden pesters jaloers zijn? Ik vroeg me zelfs af hoe zoet pesten zou smaken. Alleen was ik nooit vlug genoeg en die ene keer dat ik het eens probeerde – ik hoorde ook al eens graag in een groep thuis – werd ik terecht gewezen. Tja …
Het is niet makkelijk om hierover te schrijven, naar buiten toe. Als het weer opduikt, zelfs zonder directe aanleiding, schrijf ik losse dingen op, zomaar om het een plaats te geven. Letterlijk, woordelijk en getekend in mijn ‘Creatief dagboek’ (nog steeds in gebruik, al is het af en toe, in combinatie met mijn meditatie schrijfboek). Het werkt, ik laat los en ben Miezelf die is zoals ze is. Gelukkig maar!
Wat ik denk, is dat in de pester vaak veel ongemak zit en hij/zij zich verstopt voor zichzelf. Vergeven zal ik doen, vergeten echter staat meer gelijk aan plaatsen en verder stappen. De pester in mijn leven toelaten, dat niet meer.
Ik wens de initiatiefnemers heel veel succes toe! Ik wens de gepeste kinderen en volwassenen heel veel moed om hier bovenuit te groeien en de pesters zelf wens ik een gevoel van zelfkennis, een luisterend oor en veiligheid toe zodat de agressie die ze opkroppen een beetje verzacht en wegebt. Misschien zelfs tot inzicht stemt?
Dit is wat ik op een keer voelde toen ik in mijn pestgeheugen dook:
je hoeft er geen talent voor te hebben om het toch te doen, proeven bedoel ik, van tekenen 🙂
Bedankt om te lezen. Enkel rozengeur en maneschijn maakt van mijn berichten te veel schone schijn 🙂
Hoe vaak heb ik het zelf gezegd, wanneer ik wat wilde zeggen en niets vond.
Neen, dan de uiting van de frustratie. De tranen, de vloeken, teveel en te hard lachen, het lawaai, scheef zingen (echt, ik geloofde het eerst ook niet!), wandelen tot mijn gewrichten smeken om te stoppen, fietsen en onderweg platte band krijgen, de hele weg terug, te voet met fiets aan de hand naar huis. Dat zal me leren sè. Me zomaar laten gaan. Waarom? Om dat lawaai elke avond opnieuw? Om het opgeklopte gevoel dat ik bij al die social media berichten krijg? Over al die tips tegen verveling in uw kot? De vinger zal ik er wel niet op gelegd krijgen.
Soms heb ik enorme bewondering voor de serene wijze waarop mensen niet posten op allerhande social media hoe goed ze zijn. Enkele initiatieven daar gelaten natuurlijk. Het is uiteindelijk wat het is.
Al bij al, kritiek is vlug gespuid, ik doe er bij deze ook aan mee. Bij nader beschouwing vermoed ik dat het om de óverdaad gaat van wild enthousiasme, al dat begrip, lief en nog liever, of de overdaad aan ergernissen, daarbij ook aan onbegrip. Ik merk het aan mezelf. De ene kant van mij wil ‘er zijn voor u en u’, de andere kant van mij schreeuwt ‘laat me met rust!’ Is er dan niemand die het begrijpen wil? Begrijp ik mezelf nog wel? Herkent u dat gevoel? Dan weet u vast wel dat u me nù geen wijze raad geeft. Tot zover de actualiteit.
Tijdens de welke er toch nog het een en ander gebeurt.
Soms doe ik dingen die ik in dat vorige leven niet zou doen of zeker op de lange baan zou schuiven. Bijna alle meubels hebben hier een andere plaats gekregen of krijgen dat nog. Bewegen in je kot. Toch actueel. Gehoorzaam van mij.
Dansen in de regen. Nog zo iets. Dat heb ik net niet gedaan, wel voelde ik me heerlijk verfrist na mijn (bijna) dagelijkse wandeling. Een boodschap hier, iets posten daar, van de ene naar de andere kant van Oud-Berchem te voet en via een omweg doorheen straatjes weer naar huis. Dat deed deugd. Loat Mie moar lope langs de straote …. Zonder dat lief da’k zo gère zien.
Intussen groeien er verhalen in mijn hoofd. Ik schrijf ze in luchtballonnetjes die dan vaart zetten naar de luchtkastelen. Ik, arme drommel, bezwaarlijk meervoudig vastgoedeigenaar. Als mijn verhalen maar ergens terecht kunnen zolang er nog geen inkt vloeit.
Van sommige dingen die ik eerst deed, heb ik wat gas terug genomen. Het allereerste opgejaagde gevoel en de onwennigheid van de situatie staan nu niet meer zo op de voorgrond. Zoals van alles en nog wat een foto maken, van alles en nog wat uitproberen in de keuken. Het Griekse Paasbrood was het laatste. Het zag er niet uit maar het smaakte wel zo, tot het rode hard gekookte ei toe.
Mijn keukenactiviteiten beperken zich tot de dagelijkse beslommeringen waarin chocolade momenteel een belangrijke plaats heeft.
Het creatieve dagboek van Sarah Timmermans doe ik nog op momenten dat ik een aanloop nodig heb naar schrijven in kleur. Ik schreef er hier al over (zie net voor de foto). Het is een fijn houvast en intussen heb ik de penselen al meermaals werk bezorgd. Ik heb er zelfs een halve slaapkamer voor ingericht, mijn ‘atelier voor woord en kleur’ (of zoiets, het is nog niet gedoopt).
de spiegel is wel blijven hangen
Ik begeef me traag en bibberachtig op teken- en schilderterrein en dat is wel licht. Het maakt plaats in mijn hoofd. Ook al doe ik het niet elke dag.
Schrijfmeditatie, volgens Joey Brown doet het ook nog steeds bij mij. Hier schreef ik ook al enkele keren, bijvoorbeeld hier.
Morgen heb ik de laatste les in schrijven ‘Vijf ingrediënten voor een straf verhaal’. Dat waren er één fysiek aanwezig in lang vervlogen tijden en vier online. Vorige week was hilarisch. Het ging over humor ten tijde van corona. Ik ben eens flink van leer gegaan. Iedereen had er blijkbaar behoefte aan om onbeschaamd zijn of haar gal te spuwen. Onze docente kon er ook mee lachen. Gelukkig maar want dat was de bedoeling.
Intussen vond ik in mijn hoofd nog een luchtballonnetje dat terug is om inkt te laten vloeien, zie hier mijn schrijfsel. Zo u wenst, neem even pauze of een drankje 😉
De vloek
Laten we het eens over vloeken hebben. U weet wel, die woorden die frustratie uitdrukken, die je liefst niet uitroept waar kinderen bij zijn en al zeker niet uit een kindermond hoort komen.
Het komt onverhoeds, het overvalt me en naar ik opmerk, iedereen. Plots is er de vloek. Het beest in ons is los. Het hekje zat al fragiel. De kooi van machteloze opsluiting, frustrerende verdicten van berichten rondom ons onze oren heenslaand.
Hoe vaak zou ik al aan dat hek hebben gerammeld? Geluidloos geschreeuwd in eenzaamheid. Niet zozeer omdat ik alleen ben, eens temeer omdat ik me alleen vóel. Niemand begrijpt me! Help!
Maar ik maak deel uit van die maatschappij waar nu eenmaal, of eerder meermaals, de normen van het goed fatsoen gelden. Het is nu eenmaal wat het is. Volhouden!
Toch, soms is de boog net iets té gespannen, ongemerkt, dat wel. Als er dan heel veel aan die kooi gerammeld wordt, het hekje bijna losgeschud, is er ei zo na niet veel meer nodig om de boog helemaal te laten knappen. Een teenstoot, een kopstoot, een spierkramp, helaas mijn schrijfspier, zelfs een berichtje dat ik net iets anders interpreteer, kan me over de schreef trekken.
Dat hek vliegt open, ik vermorzel het en laat me – voor even weliswaar – ongegeneerd gaan in een woordenstroom die zelfs de zatste smeerlap doet blozen. Ik ken zo niemand, maar dat doet niet ter zake.
Tot het moment dat ik een ‘nieuwe’ vloek vloek en van mezelf versteld sta. Ik voel de geknapte boog lossen en val neer in de zetel, krijg onbedaarlijk de slappe lach om het simpele woord dat voor mij als actuele vloek kan dienen: SSSSNOT !
Enne … zakdoek voor de mond en daarna handen wassen en tanden poetsen.